Zwaartekrachtlens
Ook bekend als zwaartekrachtlenseffect
Objecten met massa kunnen het pad van licht dat langs hun zwaartekrachtveld passeert, afbuigen. Dit effect, voorspeld door Einsteins algemene relativiteitstheorie, werd voor het eerst waargenomen tijdens de zonsverduistering van 1919, toen de afbuiging van het licht van verschillende sterren in de buurt van de zon werd gemeten.
Zwaartekrachtlensing is het duidelijkst zichtbaar bij zeer massieve objecten, zoals sterrenstelsels of sterrenclusters. Als waarnemers op aarde kijken naar een ver object waarvan het licht op deze manier wordt afgebogen (door ‘de lens’), zal het object vervormd lijken. Deze vervorming houdt altijd een (de)vergroting van het licht in, waardoor we anders zwakke achtergrondobjecten beter kunnen zien. Wanneer de lens voldoende massa heeft die geconcentreerd is in een klein hoekgebied, worden meerdere beelden van hetzelfde achtergrondobject geproduceerd, waarbij het licht van elk beeld op verschillende tijdstippen de waarnemer bereikt.
Het meten van deze zogenaamde ‘tijdvertragingen’ is een van de beste manieren om de waarde van de Hubble-constante op extragalactische schaal te bepalen. Meerdere beelden van een lens stellen ons daarentegen in staat om de massa ervan nauwkeurig te bepalen (met behulp van modellering); dit is een zeer nuttige methode om de massa van sterrenstelsels en, in het bijzonder, sterrenstelselclusters te bepalen.
Gerelateerde termen:
• Donkere materie
• Sterrenstelsel
• Sterrenstelselcluster
• Superzwaar zwart gat
• Hubble-constante