Getijdenkrachten rekken astronomische objecten uit tot langgerekte vormen. De maan rekt bijvoorbeeld het water rond de aarde uit tot twee uitstulpingen; dit veroorzaakt de getijden op aarde.
Twee massieve objecten oefenen getijdenkrachten op elkaar uit. Massievere objecten oefenen grotere getijdenkrachten uit, terwijl getijdenkrachten sterker zijn voor objecten die dichter bij elkaar staan. Deze getijdenkrachten kunnen zo sterk worden dat het uitrekken een van de objecten aan flarden kan scheuren.
Voor een object (bijvoorbeeld een asteroïde of maan) met een bepaalde massa en grootte dat dicht bij een ander massief object staat, is er een afstand waarbinnen het door de getijdenkrachten van het andere object aan flarden zal worden gescheurd. Deze afstand staat bekend als de “Roche-limiet”. Een bekend voorbeeld van de Roche-limiet zijn rotsachtige en ijzige manen die rond reuzenplaneten draaien. Als een maan dichter bij de reuzenplaneet staat dan de Roche-limiet, zal deze uiteenvallen en een ring van materiaal rond de reuzenplaneet vormen.
Kettingen van kraters, ‘catenae’ genaamd, die zichtbaar zijn op de maan en andere rotsachtige hemellichamen in het zonnestelsel, zijn het bewijs dat inkomende asteroïden uiteenvallen wanneer ze de Roche-limiet passeren, waardoor ze als een reeks kleinere objecten inslaan in plaats van als één groot lichaam.